And Just Like That...
And just like that… voel ik me ineens Carry Bradshaw. Typend op de laptop, liggend op het bed in een niemendalletje (okay, aan de keukentafel in een spijkerbroek), me wat dingen afvragend over het leven dat geleefd wordt, dan typen, een paar keer een hele zin deleten, naar buiten staren en dan nog wat zinnen en een geweldige column is af, klaar voor de krant van morgen.
Maar, surprise, just like that gaat dat niet hoor, nee. Al maanden kruip ik alles behalve in de pen. Maar het tij gaat gekeerd worden, en ik schijn het allemaal zelf te gaan doen. Wiens plan was dit. Waar was ik toen ik besloot wekelijks een ‘stukje’ te schrijven, no matter what. Mijn vader schreef columns in een dagblad, en die deadlines zijn geen flexibel grapje, dus ook vanuit het ziekenhuisbed waar hij regelmatig in te vinden was, werd er gewoon geschreven en ingeleverd, net op tijd, voor de krant van morgen.
Ik moet er dus aan geloven, omdat ik dat nou eenmaal heb besloten. Maar ik moet er vooral ín geloven, en, kom op nou, niet eromheen draaien, ik moet in mezelf geloven. (En dan nu dat icoontje met die handjes voor de ogen, waarbij het spiekende meisje bang en verlegen afwacht welke reactie ze zal krijgen. Geen reactie, wellicht, ook goed, er zijn altijd nog vriendinnen voor support, weten we.). Here I am, back van nooit echt weggeweest, maar zo voelt het wel. Nogmaals aangenaam, lief openbaar dagboek, ik ga net doen alsof ik Carry ben; gewoon zitten, op bank of stoel, en dan vrolijk of peinzend en kauwend op pennen, maar vooral waarheidsgetrouw en trouw aan mezelf, typen. Just like that.